Familieopstelling met een moeder ~ Mijn dochter richt zich erg op mij. Hoe kan ik meer rust en ruimte voelen in mezelf, voor mezelf? 

 

"Mijn dochter richt zich erg op mij. Het lijkt of ze voortdurend met mij bezig is. Met wat ik ga doen en waarom. 's Avonds en 's nachts komt ze steeds uit bed en dan wil ze dat ík kom. Ze zegt ook dat ze vindt dat ik te veel werk. Pfff... Het voelt of ze me claimt! Ik probeer dan geduldig te zijn, maar ik voel vooral irritatie en frustratie. 'Het is niet eerlijk, ik doe álles voor jou', denk ik dan. En dat vind ik dan weer niet leuk van mezelf, want ik weet dat ze nog maar een kind is.
Maar iķ verlang zó naar RUST en RUIMTE voor mezèlf!!
Hoe kan ik meer rust en ruimte voelen in mezelf, voor mezelf?".
(5 minuten leestijd.)

Ze ziet er moe en gespannen uit. Wat mooi en moedig dat deze moeder wil onderzoeken.

Met het meisje heb ik een paar sessies gedaan om te kijken en te voelen wat er in haar omgaat.
Nu onderzoeken we de vraag nog met haarzelf, met een familieopstelling.

In een voorgesprek vertelt ze over haar opgroeien. Hoe ze zich als kind vaak terugtrok op haar kamertje. Hoe haar ouders vonden dat ze zo'n rustig, makkelijk, zelfstandig kind was, maar dat ze nu wist dat in werkelijkheid er veel aandacht in het gezin ging naar haar broertje, zusje en vader en zij zich vooral aanpaste, niet tot last wilde zijn. Ze was niet zichzelf, alsof dat niet mocht, zo voelde het. Haar vader was depressief, haar moeder kon er niet voor haar vader zijn, dus nam zij die rol van zorg op zich. Ze week bijna niet van zijn zijde. Een veel te grote verantwoordelijkheid voor een kind. Toch voelde het in haar herinnering als kind fijn met haar vader samen. Het voelde als een fijne, bijzondere band; ze begrepen elkaar.
Nu, in haar huidige leven, merkt ze dat ze nog steeds voor iedereen zorgt, altijd maar dóór gaat en te weinig ruimte voor zichzelf neemt. Het voelt alsof haar dochter steeds in haar ruimte zit. En in haar relatie is er ook een patroon ontstaan met weinig ruimte voor háár.
Ze is doodmoe, zegt ze.
"Ik weet eigenlijk niet meer wie ik écht ben en wat ík nu eigenlijk wil. Ik verlang zó naar RUST en RUIMTE!".

We beginnen de opstelling.
Zo als het voor haar op dit moment voelt, zo legt ze ook de vloertegels voor zichzelf en de personen uit haar huidige gezin neer. Haar kinderen en haar partner heel dicht bij haar, àllemaal kijkend naar haar.
Wanneer ze op haar eigen plek gaat staan, voelt het heel wiebelig. Het voelt benauwd, verstikkend. Haar adem zit hoog, haar schouders voelen gespannen.
Als ze op de plek van haar dochter gaat staan, voelt het net zo wiebelig. "Ik krijg het heel warm", zegt ze. "Bijzonder zeg! Mijn dochter heeft het altijd warm!". Ze voelt ook dat ze haar kin omhoog wil doen. Alsof ze zich groot wil houden, haar best wil doen. Het doet pijn in haar nek.

Haar ouders komen erbij in de opstelling. De vloertegel van haar vader legt ze half óver die van haarzelf. Voor allebei heeft ze de kleur zwart gekozen. Alsof ze één zijn.
Wanneer ze weer op haar eigen plek gaat staan, merkt ze op dat haar linkerhak, op haar eigen tegel, voelt alsof hij ín de grond gaat. Alsof ze zich daar schrap zet? De rechterhak staat op haar vaders tegel en voelt alsof hij wordt opgetild. "Ik denk dat het de steun van mijn vader is", zegt ze.
...Of is het dat ze aan die kant niet op haar eigen plek kan staan?

En dan, wanneer ze op de plek van haar vader gaat staan, gebeurt er iets bijzonders...
Ineens voelt ze wat hij voelde, hoe hij het héél dichtbij zijn van zijn dochter in werkelijkheid ervaarde. Het is een wéten, écht vóelen.
"Het voelt hier heel verstikkend!", zegt ze. "...Ik begrijp nu ineens dat ik eigenlijk hetzelfde deed bij mijn vader als mijn dochter nu bij mij doet! Ook zij voelt dat ik me niet gelukkig voel, en ze wil bij me zijn om voor mij te zorgen! Net als ik dat bij mijn vader deed! ...Maar misschien wilde mijn vader dat óók eigenlijk helemaal niet! En doordat hij zo depressief en passief was, kon hij er niets van zeggen. Maar het was niet fijn voor hem, net als ik het nu niet prettig vind dat mijn dochter zo dicht op míjn huid zit! En ik dacht als kind dat ik graag bij hem wilde zijn, maar het was mijn loyaliteit, niet iets wat ik écht wilde... Wauw... wat een eye-opener!
Mijn dochter hoeft niet voor mij te zorgen! Net als dat ik dat niet hoefde te doen voor mijn vader! En ík hoef nu ook niet meer voor iedereen te zorgen!
...We mogen voor onszelf zorgen!".

Dik kippenvel.
Het is zó duidelijk. Een heel wáár moment.

Ze gaat nog even op de plek van haar moeder staan. Daar kan ze duidelijk voelen dat ze naar achteren wordt getrokken. Een duidelijk gevoel van het missen van gezien en gehoord worden door háár ouders. Ze begrijpt, weet nu, dat ook zij niet wist hoe écht voor haar dochter te zorgen. En dat ze daarom als kind eigenlijk ook voor haar moeder was gaan zorgen.

Wanneer ze weer op haar eigen plek gaat staan, voelt het een stuk lichter. Het wéten van dat wat wáár is (hoe verdrietig ook), het voelen wat je als kind bent gaan dragen en dat dat niet bij jou hoort, geeft al ruimte en lucht.
Er komt letterlijk meer ruimte, meer adem.

Dat wat ze uit loyaliteit, vanuit blinde kinderliefde, is gaan dragen voor haar ouders, mag ze nu láten.
Wanneer ze uitspreekt naar haar vader dat ze het met liefde voor hem heeft gedragen, maar het nu bij hem laat, voelt ze steken bij haar hart. Nu is duidelijk voelbaar hoe sterk de loyaliteit naar hem nog steeds is. Zelfs al is ze nu volwassen, niet meer afhankelijk, en zelfs terwijl ze weet dat hij ook niet zou willen dat zij nog iets voor hem draagt. Ze weet dat dit loslaten nodig is om zich écht vrij te kunnen voelen...
Het is niet makkelijk. Maar met wat begeleiding lukt het haar uiteindelijk de zware last te láten.
"Wauw.", zegt ze. "Ik heb al vanalles geprobeerd om mijn vader los te laten. Pas nu voel ik écht: ik hóef niets meer, want hij heeft rust, dat voel ik! Al die tijd wilde ik mijn vader beter maken, en vrolijker. Nadat hij overleden was, had ik nog steeds een schuldgevoel, dat me dat niet gelukt was. Nu begrijp ik, wéét ik: ik hóef dat niet op te lossen!".

Ze voelde zich nu vrij en licht.
"Ik voel nu dat ik wèl ruimte heb!", zegt ze. "En dat ik mijn eigen plek heb!".
Het is even stil. Dan zegt ze: "Het voelt heel mooi en goed. Maar ik voel ineens ook behoorlijke pijn in mijn spieren!".
"Ja, dat is begrijpelijk", zeg ik. "Je hebt zó lang vastgehouden, je lichaam heeft nu tijd nodig om te wennen aan dat wat je nu losgelaten hebt. Je mag dat de tijd gunnen.".
"Ja", zegt ze. "Het voelt óók heel ontspannen. Goh, bijzonder, zeg...
Ik had er eigenlijk helemaal geen zin in, in deze familieopstelling. Ik was zó kláár met dat verleden en het praten erover! Het voelde altijd zo zwaar! En ik dacht ook: 'dat voelen, dat lukt toch niet bij mij.'. Maar dat is juist heel goed gelukt!
Nu voel ik: ik ben eigenlijk best wel ontspannen. Véél meer ontspannen dan toen ik hier binnen kwam. En ik voel nu: het verleden mag er eigenlijk gewoon zijn!".

Prachtig vind ik het steeds weer te ont-dekken, dat wat je met je hoofd niet kunt bedenken. Dat het voelen gewoon gebeurt. En dat je met ervaren, vóelen, midden in je eigen verhaal staand, écht tot de kern kunt komen.

We gingen nog even zitten. Even in stilte verwerken. Ik keek naar haar en ik vind het steeds weer zo wonderlijk mooi hoe iemand er ànders uitziet na een opstelling. Zag ik in het begin een gespannen vrouw, tè rechtop zittend, met opgetrokken schouders, nu zag ik een meer volwassen vrouw, met een prachtig blozend, zacht gezicht, heerlijk ontspannen, heerlijk onderuit gezakt zittend.
Moe maar voldaan was ze.
Met meer ruimte in zichzelf, en een duidelijk weten dat ze die ruimte nu mag en gaat innemen, voor zichzelf.
"Mijn partner kan zo de kinderen wel even van school halen", zegt ze. "Dan kan ik even een dutje doen.".
Wauw. Dit is iets wat ze anders niet zo snel zonder excuus zou doen...

Wat een cadeau voor haar zelf.
En ook voor haar dochter. Want als haar mama vrij is en rust heeft, zal ze niet meer voor haar hoeven te zorgen, dan zal ook zij meer ruimte en rust ervaren.

Familieopstelling met Jurgen ~ Hoe kan ik onafhankelijk zijn van wat anderen van mij vinden? 

 

“Wanneer mensen een mening over mij hebben, betrek ik het altijd zo op mezelf. Ik wéét dan wel dat die mening van die ander is, maar ik ga dan tòch in de verdediging.

Hoe kan ik onafhankelijk zijn van wat anderen van mij vinden?”

Voor mij zit Jurgen. Dit patroon komt hij vaak tegen, zegt hij. In relatie tot zijn vrouw, zijn kinderen en ook in zijn werk. “Ik heb er stress van en ik weet niet hoe ik het op moet lossen”, zegt hij.
We besluiten zijn vraag te onderzoeken op een diepere laag, met een individuele familieopstelling. Van vrienden had hij er positieve verhalen over gehoord.

Ik vraag hem naar zijn opgroeien.
“Ik voelde weinig of geen verbinding met mijn vader”, zo vertelt hij. Hij vertelt ook over zijn moeder, zussen, opa’s en oma’s. “Mijn ouders hun relatie leek op die van mijn opa en oma. Er was weinig verbinding. Maar eigenlijk heb ik die verbinding nergens in mijn familie gevoeld. Bij niemand.
Ik ben vaak verhuisd. Iedere keer als ik vrienden maakte, moest ik weer weg.
Om de sfeer tussen mij en anderen zo fijn mogelijk te houden, paste ik me aan. Op school gedroeg ik me weer anders dan thuis. 
Ik leerde mijn vrouw kennen toen ik een jaar of 19, 20 was. Bij haar kon ik helemaal mezelf zijn; dat was echt een openbáring voor mij! Toen pas ben ik me thuis ook anders gaan gedragen.
Toch merk ik dat ik nu nog steeds de neiging heb om me af te stemmen op mijn vrouw; hoe zij wil dat ik ben, zo gedraag ik me. En zo gaat het eigenlijk ook op mijn werk”.

“Kun je je voorstellen”, vraag ik hem, voordat we de familieopstelling beginnen, “hoe het voor je zou zijn als alles, waar je nu mee worstelt, opgelost was? “Oh, ik verlang zó naar verbinding!”, zegt hij. “Vooral binnen mijn huidige gezin!”.
“Hoe zou dat voor je voelen, als die verbinding er zou zijn? Kun je je dat voorstellen?”, vraag ik.
“Ik zou heel veel vreugde voelen!”, zegt hij. “Blijdschap, rust, opluchting…!”.

Dan vraag ik hem vloertegels te pakken voor hemzelf, zijn vrouw en zijn twee dochters en ze op zo’n manier een plek te geven in de ruimte, zoals het nu voor hèm voelt, qua afstand en kijkrichting.
Hij geeft zichzelf een plek recht tegenover zijn vrouw, een beetje op een afstand. Naast zijn vrouw, aan weerskanten, komen zijn dochters. Ze kijken alle drie naar hem. “Oh”, verontschuldigt hij zich. “Zo erg is het niet, hoor. Zij doen niets verkeerd! Maar dit zal mijn vrouw niet leuk vinden, als ze dit zou zien…”.
Ik vraag hem op zijn eigen plek te gaan staan. “Hoe is het daar?”, vraag ik. “Het is alsof ze met zijn drieën naar mij kijken, en iets negatiefs van mij vinden”, zegt hij. “Voel je dat ook ergens in je lichaam?”, vraag ik. “Ja, bij mijn middenrif en in mijn buik. Ik voel onrust. En ik voel pijn in mijn schouders.”.
Op de plek van een van zijn dochters voelt hij duidelijk dat zij hem helemaal niet wil keuren. Integendeel, ze zou wel dichter naar haar vader toe willen. Op de plek van zijn andere dochter voelt hij ook onrust, pijn in de schouders en ook benauwdheid. Het is alsof zij nog dichter bij haar moeder zou willen. Maar échte verbinding is niet voelbaar.

“Hoe is het voor je om jouw gezin van herkomst er nu bij te pakken?”, vraag ik. “Hm…”, zegt hij. “Lastig om hun nu ook een plek te geven. Eigenlijk zou ik ze helemaal in een andere ruimte willen leggen, want zij voelen zó anders. Veel minder belangrijk dan mijn huidige gezin!”. Hij twijfelt even en ik laat het. Dan besluit hij ze toch een plek in de ruimte te geven. Links van hemzelf. “Goh”, merkt hij op “ze liggen letterlijk links van mij…”.
Ook zijn vader, moeder en zussen kijken naar hem. Als ik hem vraag weer op zijn eigen plek te voelen, zegt hij: “Hoe zij naar mij kijken, voelt anders dan bij mijn huidige gezin. Meer alsof ze een bepaalde verwachting van mij hebben.”.
Aan die ‘verwachting’ lijkt hij meteen te willen beantwoorden. “Zal ik mijn tegel naar ze toe draaien?”, vraagt hij. “Het is wel zo netjes, toch, om ze aan te kijken?”.
“Hoe voelt dat voor je, als je je tegel zou draaien?”, vraag ik. Hij kijkt naar zijn huidige gezin. “Wat voelt het verdrietig”, zegt hij, “dat ze zo tegenover me staan…”

Ik nodig hem uit om op de plek van zijn vader te gaan staan. “Hoe is het daar?”, vraag ik. “Het voelt alsof ik ‘opstijg’”, zegt hij. “Mijn aandacht gaat naar mijn hoofd, ik voel mijn voeten niet op de grond. Het voelt alsof ik onzichtbaar ben! Ja, het voelt hier heel leeg… en ik kan mijn zoon niet zien, omdat ik zelf onzichtbaar ben…”.

Terug op zijn eigen plek voelt het weer anders. Daar is weer de onrust en de pijn in zijn schouders. “Hoe kàn dat?”, zegt hij verbaasd. Hij kan het haast niet geloven, dat je écht iets anders kunt voelen, op een andere plek. Met een stiekeme, jongensachtige blik ‘wipt’ hij nog even terug naar de plek van zijn vader. “Ja…”, zegt hij “echt… hier voel ik weer dat lege! Het is echt zo...”.

“Zou het kunnen”, vraag ik hem dan, “dat jij als kind, met jouw vader als jouw voorbeeld, jouw vader… die niet écht kon ‘staan’ voor zichzelf, zijn voorbeeld hebt opgevolgd? Dat je hem gewoon hebt ‘na gedaan’? Er lijkt een kwartje te vallen. “Goh ja…”, zegt, “zo had ik het nog nooit bekeken. Ik heb inderdaad wel heel veel trekjes van mijn vader die te maken hebben met onzekerheid!”.
Ik leg hem uit over de loyaliteit, de blinde kinderliefde, die ieder kind voelt voor zijn ouders en voorouders. Ik vertel hem dat het goed zou kunnen dat hij, net als ieder kind, bij zijn ‘kudde’ wilde horen en zo deed wat zijn vader en voorouders ook deden. Maar dat dat nu natuurlijk niet meer hoeft. Omdat hij niet meer afhankelijk is, volwassen is, sowieso zèlf iemand is. Uniek. Dat hij zèlf mag kiezen wie hij wil zijn…

We onderzoeken of hij die loyaliteit naar zijn vader los kan laten. En dat lukt. Met een zware steen als symbool zegt hij tegen zijn vader: “Lieve Pap. Jouw onzekerheid heb ik als kind met liefde voor je gedragen. Maar het hoort bij jou. Ik geef het nu terug aan jou.”. De steen legt hij op de plek van zijn vader. 
Een enorm gevoel van opluchting volgt. En ook nog een beetje verdriet, òm zijn vader. Het heeft even tijd nodig. Het is even stil. “Ja!”, zegt hij dan. “Mijn vader hóeft helemaal niet onzeker te zijn!”. “Precies”, zeg ik. “Net als jij dat niet hoeft te zijn.”.

Hij voelt nog even na op zijn eigen plek. “Hoe is het nu?”, vraag ik. “Nog hetzelfde? Of is er misschien een beweging die je zou willen maken?”.
En dan… gebeurt er zó iets moois! Als vanzelf schuift hij zijn vloertegel dichter naar zijn vrouw en dochters toe. “Jaa… dit voelt nu héél goed!”, zegt hij blij. “Wauw, wat mooi!”, zeg ik. “En hoe kijken ze nu naar jou?”. “Ze kijken heel blij!” , zegt hij enthousiast. “Er is plezier! En het is heel erg fijn!!”.

Wat prachtig. Daar was de verbinding, waar hij zo naar verlangde. Duidelijk voelbaar!
Doordat hij het ‘niet mogen staan voor zichzelf’, de onzekerheid, bij zijn vader had gelaten. Nu kon hij zèlf de stap naar zijn vrouw en dochters nemen, in plaats van af te wachten tot zij hem ‘goed zouden keuren’ en naar hèm zouden komen.

Tot slot richt hij zich nog even met wonderschone, eervolle woorden naar zijn ouders en voorouders.
“Dank je wel”, zegt hij, “dat jullie mij het leven hebben gegeven.
Dat jullie mij hebben opgevoed.
En als er iets mist, als ik nog ergens mee zit, dan ben ik zelf sterk genoeg om dat op te lossen.”

Kippenvel. Wat een heerlijke, rustige, vreugdevolle energie.

Dan draait hij vastbesloten zijn vloertegel om. Op zo’n manier, dat hij vóór zijn ouders en voorouders staat. Helemaal klaar om op eigen benen de toekomst in te stappen!

“Ik heb er heel veel van opgestoken”, laat hij me later weten. “En, wat ook heel mooi is, ik heb hele mooie gesprekken met mijn ouders gehad. Het voelt gelijkwaardiger, nu. En de verbinding is meer voelbaar.
Ik ben ook dichter bij mijn huidige gezin gekomen en voel veel meer verbinding met mijn vrouw en dochters. Ik deel ook meer met mijn vrouw.
En als mijn leidinggevende nu iets over mij zegt, kan ik gewoon luisteren en vragen stellen. In plaats van dat ik in de verdediging ga, blijf ik rustig, ook van binnen.

Ja, ik ben nog steeds bijzonder gelukkig met wat de familieopstelling mij heeft opgeleverd!”.

 

 

Familieopstelling met een jonge vrouw van 22 ~ Hoe zorg ik ervoor dat ik de meer rust ervaar in de band met mijn ouders?

En hoe kom ik van het gevoel af, dat ik ervaar in àllerlei situaties, dat ik niet goed genoeg ben?

 

“Hoe kan het toch dat ik mezelf steeds wegcijfer?”.
Voor mij zit een mooie, slimme vrouw, 22 lentes jong.
“Ik betrek dingen zó snel op mezelf!”, zegt ze. “Liefdesrelaties gaan ook vaak niet goed, en dan denk ik altijd dat het aan mij ligt; ‘Ik ben vast niet leuk genoeg’, denk ik dan.”. Wanneer ik haar vraag naar haar opgroeien, zegt ze: “Het stomme is: ik wéét dat het iets met mijn opgroeien te maken heeft. Dat mijn ouders er emotioneel niet voor mij konden zijn. Tot voor kort dacht ik nog dat mijn jeugd best prima was, maar ik ben er nu achter gekomen dat sommige dingen helemaal niet zo oké waren. En dat ik daarom nu tegen dingen aanloop. Mijn vader die heel boos kon worden. Hij kon er niet voor mij en mijn zusje zijn. En ook niet voor mijn moeder. En toen zij een burn-out kreeg, voelde ik me verantwoordelijk om voor haar te zorgen. Eigenlijk zorgde ik voor iedereen. Terwijl ik zó verlangde naar verbinding... en nu, in mijn huidige leven, is dat eigenlijk nog steeds zo.
Maar ook al weet ik waar het vandaan komt, ik weet niet hoe ik er mee om moet gaan. Ik vind het zó lastig, vooral als ik weer even thuis ben bij mijn ouders. Ik kan me dan enorm ergeren aan mijn vader en er ook boos en verdrietig van worden, omdat hij nog steeds geen verbinding maakt. En ik zou ook heel graag een betere band willen hebben met mijn moeder. Maar het lukt gewoon niet.
Wat kan ik doen, zodat het voor mij rustiger voelt met mijn ouders? En vooral: Hoe kom ik af van het gevoel dat ik niet goed genoeg ben, in àllerlei situaties, en dat ik steeds denk dat het aan mij ligt?”.

Het zijn prachtige vragen die ze stelt. We besluiten ze te onderzoeken met een individuele familieopstelling.

Ik vraag haar een vloertegel te pakken voor zichzelf. Ik laat haar even voelen, vooral in waar de aandacht in haar lichaam naar toe gaat. “Naar mijn benen en mijn handen”, zegt ze. “Ik voel onrust. En het is alsof ik mijn benen schrap zet.”. Het gevoel van ‘haar best willen doen’ is hierin duidelijk voelbaar.
Dan kiest ze een vloertegel voor haar zusje. “Je mag haar een plek geven, zoals het voor jou voelt”, zeg ik. “Qua afstand, of ze wel of niet naar jou kijkt…”. Haar zusje krijgt een plek rechts van haar, iets naar achteren. “Ik voel een afstand”, zegt ze. “Ik zou meer gelijkwaardigheid willen met haar”. Ineens herinnert ze zich dat ze zich eigenlijk als een moeder voelde voor haar zusje, en dat haar zusje dat irritant vond. “Ik wil haar graag rechts naast me”, zegt ze, en ze verschuift de tegel van haar zusje. “Ja.”, zegt ze. “Zo voelt het meer als een team!”. “Hoe zou het zijn als je zusje een plek links van jou had?”, vraag ik. Ze probeert het uit. “Nee.”, zegt ze stellig. “Ze moet tòch rechts van mij”, en ze legt de tegel terug. “Hé… dàt is gek…”, zegt ze dan. “Nu voelt de plek links van mij te leeg… alsof daar iets hoort!”. “Oké...”, zeg ik. “ Laten we een tegel erbij pakken voor dat ‘iets’.” Nu komt er voelbaar meer rust. Ze gaat op de tegel van het ‘iets’ staan en zegt : “het is duidelijk een manfiguur… en het is alsof ik naar de grond getrokken word… Het voelt als… zand dat verdwijnt in de grond…”.
Ze voelt dat ze het even van zich af moet schudden. Dan gaat ze weer op haar eigen plek staan. “Mijn handen voelen nu loodzwaar!”, zegt ze. “...Alsof ik ook naar de grond getrokken word, alsof ik er naast wil gaan liggen…”. We krijgen allebei dik kippenvel. Het is zó duidelijk voelbaar, zo wáár! Dan kijkt ze me aan. “Kan het ook een afgebroken zwangerschap zijn?”, vraagt ze. “Ja, heel goed!”, zeg ik. “Het kan zelfs zo zijn dat je moeder niets gemerkt heeft, maar dat er toch een ziel vóór jou is geweest, in haar buik. Zelfs al was dat heel kort. Het zou een verklaring kùnnen zijn voor het feit dat jij je zo onzeker voelt over jezelf. Het kan namelijk zo zijn dat jij je onbewust schuldig voelt naar deze ziel die niet levend geboren is. Dat jij wèl leeft en hij niet… En dat jij bijvoorbeeld dáárom ‘er niet mag zijn’ in dit leven”.
Het raakt haar. Wàt een onverwachte wending! In een soort klein ritueel laat ze de niet levend geboren broer los en neemt ze hem mee in haar hart. Het emotioneert haar, maar daarna voelt ze een enorme rust over zich komen. We kunnen nauwelijks geloven dat dit écht zo is, zo onverwacht… Maar dat maakt niet uit. Wàt het ook was… het was belangrijk en het heeft haar een vrij, zeer rustig, klòppend gevoel gegeven. En daar laten we het bij.

Haar moeder komt erbij in de opstelling. Ze geeft haar moeder een plek dicht bij haar zusje en haarzelf. Als haar vader er ook bij komt, wordt het ‘bondje’ van haar moeder, zusje en haar duidelijk, doordat haar vader een plek afzijdig krijgt. “Afzijdig en afwezig”, bevestigt ze.
Haar grootouders krijgen ook een plek, en het valt op dat de kleuren van de vloertegels van moeders kant warme, en van vaders kant koele kleuren zijn. Bijzonder is dat ze dat ook vóelt, als ze weer op haar plek gaat staan. Warm en koud. Ook voelt ze ‘geduw’ in haar rug. Alsof haar ouders allebei afzonderlijk in haar rug duwen. “Niet zo duwen!”, zegt ze, “laat mij het zèlf doen!!”. Ze voelt weer hoe ze haar benen schrap zet.

Dan gaat ze op de plek van haar moeder staan, om te voelen hoe het daar is. “Iedereen wil iets van mij”, voelt ze “en dat wil ik niet! Ze voelt een enorm verantwoordelijkheidsgevoel. Te veel. Haar dochters zijn haar te veel. “Help mij!”, voelt ze naar hun. Het voelt zwaar, op haar schouders vooral.

Ze gaat weer op haar eigen plek staan en voelt. “Jeetje..”, zegt ze, “het is nu net of ik alles van mijn moeder meeneem… en ook meegenomen hèb, mijn hele leven!

Ze voelt ook op de plek van haar vader. “Ik voel helemaal geen verbinding”, zegt ze. “Met niemand. Ook niet met mijn moeder. Wauw… dat wíst ik wel, maar het is hier zó vóelbaar!”. Dan betrekt haar gezicht. “Oh, het voelt hier héél zwaar!”, zegt ze. “Verdrietig, leeg… Ik voel pijn bij mijn hart. Ik kan bijna geen adem halen, zó heftig is het!”. Die zware energie is duidelijk voelbaar, ook voor mij. “Ik wil hier weg!”, zegt ze. “Ga maar”, zeg ik, “en voel maar weer even op je eigen plek.”.

Op haar eigen plek slaakt ze een diepe zucht. “Pfff…jéétje... ”, zucht ze, “ik voel de ballast van de héle familie hier!”. “Is het misschien fijn voor je om er even helemaal uit te stappen?”, vraag ik. Dat doet ze. Meteen. We schudden even met onze benen en armen. Tjonge. Wat een zwáre energie!
Ze kijkt naar haar familie. Van een afstand, nu. “Wàt een chaos!”, zegt ze. “Met mijzelf voorop! En dat wíl ik helemaal niet!”.  
“Het wordt tijd om te kijken of je de last, die je als kind, vanuit blinde kinderliefde, voor je ouders en je voorouders bent gaan dragen, kunt gaan teruggeven. Want die hoort niet bij jou”, zeg ik. “Nou… héél graag!”, zegt ze.

Ik laat haar tegenover haar moeder staan, zodat ze, als het ware, elkaar in de ogen kunnen kijken. “Lukt het?”, vraag ik, “om haar in de ogen te kijken?”. “Jawel,”, zegt ze, “maar ze ziet me niet…”. Het raakt haar. Ik laat haar even voelen en vraag haar dan: “Kun je je moeder in de ogen van de ziel kijken; wie ze is zònder wat zíj allemaal is gaan dragen als kind, dus wie zij in essentie is?”. Dat lukt. “Hoe voelt het voor je”, vraag ik “als je tegen haar zegt: ‘Ik heb het als kind met liefde voor je gedragen, maar het hoort bij jou. Ik geeft het nu aan jou terug´?”. “Het lukt me niet echt”, zegt ze. Ze twijfelt. “...Ik weet niet of ze het wel kàn”. Ik leg haar uit dat dàt de loyaliteit is. Hoe ze als klein meisje voor haar moeder is gaan zorgen. Omdat ze voelde dat haar moeder niet voor zichzelf kon zorgen. En omdat ze wilde dat het góed ging met haar moeder. Ze begreep dat dat niet de bedoeling is. Omdat zij het kind is en haar moeder haar moeder. Uiteindelijk lukt het haar. Om de last bij haar moeder te laten. “Wauw!”, zegt ze. “Wàt een bevrijding voel ik!”. En ze lacht en ze straalt.

Ik voel dat het belangrijk is dat ze ook even naar haar vader kijkt. Kan ze hem ook de last teruggeven, die ze als kind voor hèm is gaan dragen? De pijn, het verdriet, de eenzaamheid, waardoor er weinig of geen verbinding met haar kon zijn. Kan ze de zwaarte écht bij hem laten? Ze vindt het lastig om hem in de ogen te kijken. Ze merkt dat dat iets is wat ze helemaal niet kent, met hem. Hij was er zó níet… hóe moest ze contact met hem maken? “Zou het kunnen zijn dat het te veel voor je was, als kind, hoe je zo met hem mee voelde… zijn pijn, zijn verdriet… zijn gevoel van niet kunnen, mogen bestaan?”, vraag ik. Dat raakt haar. Ja… hetzelfde gevoel van niet kunnen, mogen bestaan… er niet toe doen… wat zij nu bij haarzelf zo vaak voelt…
We voelen nog even, nemen de tijd. Uiteindelijk lukt het haar om hem in de ogen van de ziel te kijken. Ze kan nu voelen dat hij haar biologische vader is. Dat zij via hem het leven heeft gekregen. Ze kan nu ook voelen: zonder zijn ballast is hij in essentie ook pure liefde. ...En ze laat ook de ballast van haar vader bij hem.

Een enorme opluchting volgt. “Oh, wauw...!!”, zegt ze. “Geweldig! Wat voelt het heerlijk vrij en fijn nu, op mijn plek! Écht... als een bevrijding!”. Ze ziet er moe maar wel duidelijk ontspannen uit. Rustig. “Mijn lichaam voelt nog wel een beetje spierpijnachtig.”, zegt ze. “Ja, dat kan”, zeg ik. “Je lichaam is zó lang gewend geweest een houding aan te nemen van ‘je best doen voor de ander’... en dat gaat nu ontspannen. Dat is wat je nu voelt. Het heeft even tijd nodig.”.

Met een big smile - een hele mooie, vredige zachte - gaat ze weer in de stoel tegenover mij zitten. Het is duidelijk dat ze een hele reis heeft gemaakt. Een bijzondere, leerzame en bevrijdende reis.
“Jeetje…”, zegt ze. “Dit had ik nooit kunnen bedenken! Ik heb zó ongelooflijk veel gevóeld! Steeds anders… Ongelooflijk!”. Ze is even stil. Dan gaat ze plots rechtop zitten en zegt ze: “Nú klòpt het! Ik kan me voorstellen dat ik nu allemaal verbanden kan leggen. Want àlles wat ik tegenkom, gaat híerover!”.

Een aantal weken later laat ze me weten dat er al veel veranderd is. “De familieopstelling heeft heel veel impact gehad.”, zegt ze. Naar haar moeder toe voelt ze zich rustiger; ze láát haar meer, in plaats van dat ze voor haar wil gaan zorgen. Bij haar vader lukt het nog niet helemaal, maar ze zegt dat ze daar nog mee bezig is. “In ieder geval”, zegt ze, “is de band met mijn ouders beter geworden. Dat wilde ik. En wat ik heel erg fijn vind, is dat ik nu met meer afstand naar mijn verleden kan kijken. Ik voel me nu oud en wijs genoeg om mijn éigen keuzes te maken. Ik voel: met de oefening die ik van jou leerde, kan ik leren zèlf voor mijn eigen innerlijke meisje te zorgen, zonder dat ik het van iemand anders verlang. Ik voel me ook steviger in mezelf. Ik heb gesolliciteerd op een baan die ik heel graag wilde, en ik ben aangenomen! Ook in dat proces heb ik gemerkt dat ik echt keuzes voor mezèlf kan en durf te maken.

 

Een innerlijk kind-sessie met een vrouw ~ Het gaat niet goed in mijn relatie. Hij lijkt boos te zijn op wie ik bèn.

 

"Sinds een paar maanden gaat het helemaal niet goed tussen mij en mijn partner", schrijft ze in haar mail. "Er is veel boosheid van zijn kant en het lukt ons niet om constructieve gesprekken te hebben. We willen wèl, allebei, vooral voor de kinderen, dat het goed komt! Ik zou graag met jou kijken naar wat ík hierin kan doen. Mag ik weer komen?". 

 

Natuurlijk! 

Ze is eerder bij mij geweest voor een familieopstelling

Een familieopstelling geeft vaak veel inzichten. Inzichten die je met je hoofd niet kunt bedenken. Je wordt je bewust, en zo kunnen er oplossingen komen. Je maakt dan grote stappen, die zo waardevol zijn, dat ze je leven veranderen. 

Maar dat betekent niet dat je voor altijd klaar bent. 

 

Wat mooi dat ze weer tegenover me zit. 

"Het voelt sinds de vorige familieopstelling helemaal fijn tussen mij en mijn moeder", zegt ze. "Dat wilde ik, en daar ben ik heel erg blij mee! Maar er speelt nu heel wat anders. En ook al heb ik veel inzichten gekregen in de vorige familieopstelling, ik weet niet hoe ik dit nu op zou kunnen lossen...".

"Wanneer vragen zijn opgelost", zeg ik, "is het heel normaal dat er nieuwe vragen komen. Dat is eigenlijk nooit 'klaar'; dat zal je hele leven zo zijn.". Ik glimlach. 

"Nou. Leuk vooruitzicht!", zegt ze, terug-glimlachend. 

"Het klinkt misschien, heftig", zeg ik. Vooral als ik midden in een worsteling zit, zie ik het niet meteen altijd... Maar àltijd kan ik het uiteindelijk juist als iets moois zien, als dè kans om te groeien, me te gaan herinneren dat ik wèl waardevol... dat ik gewoon Liefde bèn! Het is iets waar ik voor kan kiezen: blijf ik worstelen of kijk ik wat ik er mee kan? Tuurlijk ervaar ik nog emoties als onzekerheid, angst, boosheid, dat zal altijd blijven, denk ik..., maar ik kom er sneller uit, kan er veel beter mee omgaan. En sommige angsten, onzekerheden lossen zelfs op! Als ik kijk naar waar ik nog niet eens zo lang geleden was en hoe dat nu is... wàt een verschil! Ik voel me veel krachtiger, ervaar veel meer rust, vertrouwen en liefde met, in en voor mezelf èn anderen!" 

 

Ze knikt en zegt: "Ik begrijp het. De familieopstelling heeft me geleerd hoe waardevol het is om dingen waar ik tegenaan loop op een diepere laag te gaan onderzoeken. En dat het voor mij heel helpend is om bij en met mezelf te blijven onderzoeken: wat gebeurt er en wat kan IK doen? Ik zou hierin graag nog meer willen leren." 

 

Ja, samen onderzoeken is fijn. Zo ervaar ik dat ook nog steeds, hoewel ik inmiddels ook zèlf heel veel uitvogel. Maar sámen helpt me om écht in mijn gevoel te kunnen gaan. Bovendien vind ik het perspectief van de ander vaak heel verhelderend. 

 

Ze vertelt haar verhaal. Dat het al sinds een paar maanden niet goed gaat in haar relatie. "Hij lijkt boos te zijn op wie ik bèn", zegt ze. "Dat raakt me het meest. Dat hij me afwijst, dat hij me niet leuk meer vindt.". Ze heeft tranen in haar ogen. "Toen hij een tijdje geleden een burn-out had, heb ik de zorg voor ons gezin op me genomen. Ik ben een type van 'schouders eronder', maar zie nu ook dat het goed zou zijn meer te vóelen. Dat wíl ik nu ook leren. Maar in die tijd ging ik vooral dóór. En mijn partner is nu vooral boos dat ik er toen niet voor hem was, dat ik vooral bezig was met: 'komop, dóór!'. Ik wíl écht ook wel meer voelen, maar ik kon er toch ook niets aan doen? Ik wilde toen vooral mijn hoofd boven water houden, zorgen voor ons gezin... In die tijd wilde hij ook verhuizen. En ik zag dat helemaal niet zitten! "Hoe kun je nou niet zien dat dat voor MIJ veel te veel, dat dat voor mij niet goed is?!", vond ik. 

Dat ik niet wilde verhuizen, daarover zegt hij nu: "Je hebt me mijn droom ontnomen!"..

...En dat raakt me zó!!". 

De tranen stromen over haar wangen. Ze is vooral erg verdrietig. 

 

Ik ben bij haar, stem af en geef haar even de tijd om haar emoties te voelen. 

"Hoe is het voor je", vraag ik na een tijdje, "hoe voelt het, als hij dat tegen je zegt?".

Dit geeft haar de mogelijkheid om UIT het verhaal, uit haar hoofd, IN haar gevoel te komen. 

"Onrechtvaardig... Niet eerlijk!!", zegt ze.

"Nog meer?", vraag ik. Het is even stil. Ik blijf bij haar, geef haar de ruimte om even helemaal in haar gevoel te gaan. Zodat ze bij het gevoel kan komen dat dit haar écht geeft. 

"Opgefokt!", zegt ze dan. "Ja, vooral opgefokt!".

"Ken je dat gevoel?", vraag ik. "Komt het je bekend voor, heb je het eerder gevoeld, tijdens je opgroeien misschien?". 

"Nee, ik voelde me eigenlijk nooit opgefokt als kind", zegt ze. Ze denkt even na. Maar dan wéét ze het. "...Maar mijn vader wel!", zegt ze.

"Herinner je je ook een gebeurtenis, samen met je vader, waarbij hij zich opgefokt gedroeg?". 

"Ja...". Er komt meteen een herinnering bij haar op.

"Mijn vader had een boot", vertelt ze. "En op een dag, ik was een jaar of 8, 10, was er enorme paniek bij hem. De motor van zijn boot was stuk gegaan en die moest vervangen worden. Dat zou hem veel geld gaan kosten. Ik zie nog het zweet op zijn voorhoofd, voel nog de enorme paniek van hem daarover. Die dag zou ik nieuwe skeelers krijgen. Maar toen ik die paniek bij mijn vader zag, voelde ik me daar meteen heel bezwaard over. Maar ik had er óók heel erg naar uit gekeken... Ik wilde die skeelers al zó lang, zó graag! We gingen toch. Naar de Bart Smit. Maar het was verschrikkelijk! Mijn vader was nog steeds enorm opgefokt en zei niks. Hij liep de winkel in, ik liep erachteraan, en bij de kassa zei hij ook nog iets tegen het meisje achter de kassa over hoe veel geld het allemaal wel niet kostte.". 

"Ik kan me goed voorstellen hoe naar dat voor je voelde", zeg ik. "Je wilde het zo graag, maar je voelde je ook zo bezwaard naar je vader toe...".

"Ja", zegt ze. "Ik liet het gewoon maar gebeuren...". 

"Als je jezelf voorstelt", als meisje van 8, 10 jaar... Je staat daar voor die winkel met je skeelers... die je zó graag wilde... je vader is nog steeds opgefokt... Hoe zou je dat als meisje van die leeftijd geïnterpreteerd kunnen hebben? Wat ben je toen gaan geloven over jezelf? Welke overtuiging zou je daar, op dat moment, kunnen hebben verzonnen over jezelf?". 

Ze weet het meteen. 

"Het gaat niet om mij!", zegt ze. 

Opnieuw stromen de tranen over haar wangen. Deze woorden voelen zó diep, zó écht! 

"Hoe is het voor jou", vraag ik dan "om eens uit te pluizen of dit écht klopt, deze overtuiging?".

"Graag!", zegt ze. 

 

Ik vraag haar haar ogen te sluiten. 

 

"Kun je je het verhaal voorstellen", vraag ik, "alsof het een film is die zich afspeelt? Je vader die in paniek raakt om de kapotte motor... dat jullie dan toch naar de speelgoedwinkel gaan...". 

"Ja", zegt ze. Ze vertelt wat ze ziet. 

Hoe ze buiten stonden, hoe ze als klein meisje tegen haar vader opkeek. Hoe ze ziet hoe dat meisje zich groot houdt voor haar vader.". Er komen veel tranen. Ze voelt verdriet, om dat meisje. "Hoe voelt het nu in je lichaam?", vraag ik. "Klein en onrustig", zegt ze.

"Kun je je nu voorstellen", vraag ik dan, "dat jij, volwassen vrouw van nu, in het verhaal stapt?". 

"Ja", zegt ze. 

"Wat doet die volwassen vrouw? Doet ze iets voor het meisje?".

"Ja", zegt ze. "Ik kniel bij het meisje neer, zodat ik haar in de ogen kan kijken. Ik pak haar hand vast en zeg haar dat ze best blij mag zijn met de skeelers. Dat haar vader in de war is, maar dat het niets met haar te maken heeft.".

"Waar is je vader nu?", vraag ik. 

"Die is al weg", zegt ze. Haar gezicht lijkt een heel stuk meer ontspannen. 

"Hoe voelt het nu in je lijf?", vraag ik. 

"Ik voel een grote zucht", zegt ze. "Een enorme opluchting!". 

"Wat mooi!", zeg ik. 

"Klopt de overtuiging die het meisje gelooft? Dat het niet om haar gaat?". 

"Nee", zegt ze. 

"Hoe is het nu voor je, om dat meisje mee te nemen naar nu. Uit het verhaal van toen. Naar jouw huis, daar waar je nu woont? ...Hoe is dat?".

"Het voelt heel goed. Veel meer ontspannen. Maar ergens heb ik nu wel een schuldgevoel naar mijn vader, zo van: 'kan ik dit zomaar doen, naar mijn vader toe?'". 

 

Ik vraag haar haar ogen weer te openen en laat haar even bijkomen. Het was een hele reis. 

 

"Dat wat je nog naar je vader voelt, is de loyaliteit van jouw kleine, innerlijke meisje naar hem", leg ik uit. Ze begrijpt het. 

"Ik begrijp nu wèl helemaal dat die overtuiging die ik heb, niet klopt.", zegt ze. "Dat het in het nu soms alleen maar zo lijkt... het vóelt dan alsof het écht zo is: 'het gaat niet om mij'. Daarom raakte het me zo toen mijn partner zei dat ik hem zijn droom had ontnomen... Maar die overtuiging is geen waarheid. Deze overtuiging, dit gevoel, kan ik naar veel situaties in mijn huidige leven herleiden. Ik weet nu dat het niet klopt. En ik weet nu dat ik zelf voor mijn innerlijk meisje kan zorgen!". 

 

Ze wil graag nog verder onderzoeken. 

Hoe dat nu zit met die loyaliteit die er nog is, naar haar ouders. En wat dat (nog meer) te maken heeft met de manier waarop ze nu met haar relatie met haar partner omgaat.

We spreken af daarvoor in de volgende sessie nog een familieopstelling te doen. 

Wat ze daarin ontdekte, was ook heel mooi! 

Maar daarover vertel ik een andere keer meer.  

 

 

Familieopstelling met een moeder ~ Vraagt mijn zoon niet te veel voor wat ik hem kan geven? 

We botsen heel vaak. Voor mijn gevoel wil hij altijd dat iedereen doet wat HIJ wil...

 

"Mijn zoon en ik botsen heel vaak. Voor mijn gevoel wil hij altijd dat iedereen doet wat híj wil!"

Met deze woorden starten een moeder en ik het gesprekje, voorafgaand aan een individuele familieopstelling, waarin we willen ontdekken wat haar zoon haar spiegelt. In het gesprekje zoeken we o.a. alvast naar gebeurtenissen in haar verleden, in haar familie, die van invloed zouden kunnen zijn op haar leven nu en met name op de relatie met haar zoon. We onderzoeken of we een "rode draad" kunnen vinden. Een vraag, om de opstelling straks mee te beginnen. 

"Met mijn jongste zoon voelt het zó duidelijk anders!", vertelt ze. "Veel rustiger.”. Bij mijn oudste zoon voel ik veel meer irritatie, bijvoorbeeld wanneer hij huilt. Het voelt voor mij dan overdreven en niet als écht verdriet. Dat irriteert me dan, en ik voel ook machteloosheid, want ik heb het gevoel dat ik hem dan niet kan bereiken. 

Laatst bijvoorbeeld, toen waren we bij mijn ouders en hij viel. Doordat hij zo snel en vaak kan huilen, geloof hem niet meer, zoiets... en dan reageer ik niet. Zo ook nu. Het was mijn broer die naar hem toe ging, niet ik. En ik zag hoe mijn broer hem wél rustig en geduldig troostte. Dat raakte me best wel. Hij was zó begripvol! Tegelijk dacht ik: 'voor jou is het makkelijk! Jij ziet hem maar 3 uur per maand en ik moet áltijd klaar staan!'. Pfff… dát is zón strijd in mij! En dáár wil ik iets mee. 

Aan de ene kant wil ik het zo graag góed doen voor hem. En aan de andere kant voel ik: hij stelt zich aan en ik kan ook niet àlles. En dat hóef ik ook niet!

Ja. Ik vraag me nu af: vraagt hij niet te veel voor wat ik hem kan geven?".

Wat een open, eerlijke en moedige woorden van deze moeder! 
En wat een prachtige vraag om de opstelling mee te beginnen.

We tekenen nog een genogram (een soort stamboom), en ik stel wat vragen over haar ouders, haar gezin van herkomst, haar grootouders, grote en/of heftige gebeurtenissen, om nog meer inzicht te krijgen in het familiesysteem.

En dan beginnen we de opstelling. Ik vraag haar om, met het vraagstuk dat we gaan onderzoeken in haar gedachten, drie vloertegels uit te zoeken. Één voor haarzelf, één voor haar oudste, en één voor haar jongste zoon. Ze mag de tegels neerleggen alsof ze nu, op dit moment, in de kamer zouden zijn en hoe ze voor haar voelen, qua afstand en welke kant ze op kijken.

Ze legt zichzelf en haar oudste zoon héél dicht tegen elkaar, bijna óver elkaar. Haar jongste wat verder weg, schuin achter haar. Wanneer ze op haar eigen plek gaat staan, voelt ze duidelijk haar hoge ademhaling. "Het voelt heel verstikkend, mijn zoon zo dichtbij!!", zegt ze, met haar hand op haar borst. 
Maar wanneer ik haar vraag of ze op de plek van haar oudste zoon wil gaan staan, gebeurt er iets moois. Het raakt haar duidelijk en ik krijg kippenvel. "Ik voel dat hij mij wil redden!", zegt ze. Ze heeft tranen in haar ogen. 

Ze gaat weer op haar eigen plek staan en het verstikkende gevoel is totaal verdwenen. "Oh, ik wil hem heel graag vasthouden, zegt ze." Ze maakt een knuffelgebaar. "En ik voel heel veel liefde!".

Na een tijdje - zonder woorden - goed gevoeld te hebben, vraag ik haar haar ouders in de opstelling te brengen. 
Ook haar moeder legt ze héél dichtbij zichzelf en ook bij haar voelt ze weer dat verstikkende en kortademige. "Ik voel het oordelende van mijn moeder heel erg", zegt ze. "Alsof ik goedgekeurd moet worden door haar.". 
Ik vraag haar of ze zich om wil draaien, zodat ze haar moeder in de ogen kan kijken. "Dat voelt gek", zegt ze "want dat doen we nooit écht.". "Kun je haar wèl in de ogen van de ziel kijken?", vraag ik," zoals ze puur, in essentie is?". "Ik zie een klein meisje voor me, mag dat ook?", vraagt ze. "Jaaa, perfect!", roep ik. "Want dát is wie je moeder in essentie is, zonder alle last die zij als klein meisje is gaan dragen vanuit háár opgroeien.".  


Het wordt steeds duidelijker dat de moeder een hoop van háár moeders last meedraagt en dat haar zoon dàt weer voelt. En dat hij dáárom zijn moeder wil "redden".

We doen er een tijd over om te zien of de last, die de moeder met zich meedraagt, teruggegeven kan worden aan háár moeder. 
"Ik voel wel dat het haar last was, daar verandert niks aan", zegt de moeder, "maar het voelt zo onnatuurlijk om het los te laten.".
"Logisch", zeg ik "het heeft tijd nodig; dit draag je al je hele leven met je mee! Al die tijd was je loyaal naar haar.".
Uiteindelijk lukt het en de opluchting is groot. 

"Ohh… ik voel letterlijk veel meer ontspanning in mijn schouders!", zegt ze. 

Tot slot draait de moeder zich nog even naar haar zoon. Ze kijkt hem in de ogen en zegt: "Je hoeft het niet meer voor mij te dragen, dat is mijn verantwoordelijkheid. Je eert mij als je het bij mij laat." 

En dan… De vrije energie is zó voelbaar! 

"Wauw. Ik voel heel veel rust, ruimte, lichtheid en opluchting!", zegt de moeder. "Ik voel me zó ontspannen, ik zou zó wel kunnen slapen!".

Terwijl we na afloop nog een kopje thee drinken, kijkt ze verwonderd naar de vloertegels. 
"Goh… wat bijzonder!", zegt ze, "dat ik, doordat ik op de plek van mijn zoon ging staan… ploep!... het metéén wìst!". 
"Ja!", zei ik "het is steeds weer zó wonderlijk mooi om dat te ontdekken, wat je met je hoofd nooit zou kunnen bedenken!".

"Hoe is het met de beginvraag, met je gevoel dat je zoon te veel vraagt voor wat je hem kunt geven?", vroeg ik. 
Ze glimlachte, van oor tot oor. "Het is andersom!", zei ze, "Hij geeft te veel aan míj!".

Het was helemaal duidelijk, dat wat haar zoon haar spiegelde.

Later liet ze me weten dat er echt iets veranderd was in de energie tussen haar en haar zoon. Dat er veel meer rust in haar gekomen is, waardoor ze rustig kan reageren op haar zoon. En daarmee is er ook veel meer rust in hem en in hun gezin.

Familieopstelling met een vader ~ Bij mijn zoon zie ik dezelfde onzekerheid als waar ik mee worstel. Ik wil het niet aan hem doorgeven. Wat kan ik doen? 

 

"Soms zie ik ineens hoe veel mijn zoon op mij lijkt. Bij hem zie ik dezelfde onzekerheid als die waar ik zelf al mijn hele leven mee worstel. Ik ben zo bang dat hij dezelfde worstelingen zal krijgen als ik in mijn leven. Dat ik dat aan hem doorgeef. Dat wil ik niet! Wat kan ik doen?".

Er was een vader in mijn praktijk voor een familieopstelling, om dat vraagstuk te onderzoeken. Moedig en mooi, vind ik.
Prachtig en heel waardevol voor hemzelf èn voor zijn zoon!

In zijn persoonlijke ontwikkeling was de vader al een tijdje bezig met het onderzoeken van zijn gevoel van minderwaardigheid, het zichzelf de schuld geven van alles en hoe hij daarin kon groeien. Maar echt oplossen lukte hem niet. Voor zijn zoon hoopte hij op meer kracht, zelfvertrouwen, meer weerbaarheid en meer autonomie dan dat hij bij zichzelf had ervaren in zijn jeugd en nu.

Tijdens de familieopstelling kon hij voelen, zien en aan den lijve ervaren. In zijn eigen verhaal, tussen de vloerankers, die stonden voor personen uit zijn familie.
Er kwamen prachtige, heldere en waardevolle inzichten. Vooral over belemmerende patronen, moeilijkheden, gevoelens die niet bij hem hoorden, maar bij zijn ouders en voorouders. Vanuit loyaliteit had hij als kind vanalles overgenomen. Onbewust droeg hij dat nog. Hij ontdekte ook hoe véél invloed het niet doorleefde verdriet over de bij de geboorte overleden tweeling, die vóór hem werd geboren, op zijn leven nu had. Dat dáár vooral zijn gevoel van minderwaardigheid vandaan kwam. In deze familieopstelling kon hij een heleboel loslaten. En dat was een enorme opluchting voor hem.

De vader kon zich weer zoon voelen van zíjn vader, in het familiesysteem. En de manier waarop een vader een zoon van zíjn vader is, zó geeft hij het door aan zijn eigen zoon.
Op het moment dat de vader zich bewust werd van de werkelijke oorzaak van zijn gevoel van 'er niet mogen zijn', dat hij los liet, en dat hij steviger op zijn eigen plek kon staan, werd dan ook overduidelijk voelbaar wat dit deed met zijn zoon. Vanzelf. Op de plek van zijn zoon was nu heel duidelijk rust en opluchting te voelen. Hij voelde zich vrij! Vrij om de wereld in te stappen, zijn eigen pad te volgen.
Nu kon zijn zoon het pósitieve voorbeeld gaan volgen van zijn vader. 

Het einde van de opstelling vond ik werkelijk prachtig. Kippenvel!

"Ik zie een beeld voor me van mijn zoon", zei hij "stevig stappend, de wereld in. Helemaal vrij, blij en zichzèlf.
Ik voel dat ik zelf nu ook helemaal stevig sta. Letterlijk voel ik dat, met mijn voeten op de grond.
Ik voel tintelingen in mijn lichaam, mijn schouders meer ontspannen, opluchting, vreugde!
Ik hoop dat ik dit kan vasthouden, maar ik geloof ook zeker dat dit een moment is dat er een knop om is gegaan. Dit beeld, van mijn vrije en blije zoon, zal ik nooit vergeten. Het zal me in de toekomst steeds weer kunnen helpen.
Eerst dacht ik nog: "gebeurt er wel iets?". Maar toen ik dat los liet, kwamen er vanzelf duidelijke inzichten. Ik werd me bewuster; het is nu écht duidelijk. Ik kreeg ook nieuwe inzichten, over dat waar ik me nooit bewust van was geweest. Dit had ik nooit met mijn hoofd kunnen bedenken!".

In een later gesprek vertelde de vader mij dat hij veel meer stevigheid in zichzelf kon ervaren. Dat de inzichten van de familieopstelling hem hadden geholpen om zichzelf beter te begrijpen, en dat hij daar nu iets mee kòn, voor zichzelf.
En... dat hij zag dat zijn zoon meer ontspannen was, thuis en op school. Dat hij makkelijker vrienden maakte en veel beter kon vertellen wat hij zèlf wilde.